“Waarom solliciteer je niet voor die baan in onze keuken?” Ik kijk hem verbaasd aan. “Dat is een vak. En ook al kan ik volgens vrienden lekker koken, het blijft een vak.” Hij zegt: “Maar je bent ook creatief en de kunst van lekkere voor- en nagerechten is de opmaak.” Ik kijk hem nog steeds ongeloofwaardig aan. “En het verdient beter dan bordenwasser. Zoals jezelf zei: je moet geld verdienen, want je geld voor je sabbatical halfjaar is op aan het raken. Verder komt je organisatietalent ook van pas in een restaurantkeuken.”
Ik laat het bezinken en moet er wel om lachen. Zo lang ben ik nog niet bezig met anders en iets creatiever eten koken. Grappig genoeg hebben anderen meer geloof in dit talent dan ikzelf. Maar ja, de restauranteigenaar heeft wel gelijk: timing in de keuken is cruciaal en ik kan ook logisch nadenken en vooruitplannen. Handig als er hectiek is.
Ik ben chef-assistent kok geworden!
“Laten we het doen” zeg ik tegen Jeroen. Nog geen week later kom ik om 3 voor 3 het restaurant binnen zetten. Het team zit aan een lange tafel en ik stel me voor. Het lijkt hun moment van pauze te zijn. En ik schuif gezellig aan. Zoiets gaat me gewoon af, want ik heb vele tafels bezit in mijn vele, lange zakenreizen. Aanschuiven bij een leuk gezelschap is de redding van eenzame avonden op je hotelkamer.
In eigen tijd?
Maar na drie dagen krijg ik toch wel de indruk van de tweede eigenaar (de pinnige vrouw van Jeroen) dat ik een kwartier eerder moet komen om gezellig aan te schuiven. De gezamenlijke start met koffie of thee en het doornemen wat er vandaag gaat gebeuren, is eigen tijd. Altijd in je privétijd zakelijk overleg als je maar € 12,- per uur verdient? Het is onwennig voor me.
Irritatie bij de chef-kok
Zo dwars als ik ben, besluit ik 1 voor 3 binnen te komen, iedereen vriendelijk te groeten, vragen of er reserveringen zijn en vervolgens exact op tijd de keuken in te duiken voor de eerste voorbereidingen. Soms lastig, want ik weet het verschil tussen muntblad en basilicum niet zo goed. Tja, er is geen label op het doosje geplakt. Bieslook en peterselie herken ik trouwens wel. En dat roept irritatie bij de chef-kok (van 21) op. Ze geeft me nauwelijks antwoord, maar rent direct weg uit de keuken naar het restaurant. Tien minuten later komt Jeroen vragen of alles goed gaat. “Ja hoor, ik heb soms vragen, maar die stel ik wel aan de chef-kok.”
Triest patroon
In de navolgende dagen valt me al snel een patroon op: ik kom 1 voor 3 binnen, zeg hallo, stel de vraag of er reserveringen zijn, mevrouw kijkt op haar klok, ik loop onnozel de keuken in en ga de voorbereidingen treffen. Af en toe heb ik een vraag wat iets is, of hoe ik iets aanpak (ik zie namelijk de sla in de koeling volledig in het water verzuipen, niet mijn idee), chef-kok loopt weg en 10 min later komt Jeroen naast me staan: “alles goed?”
Een schaduwkantje
Het eerste signaal dat met plezier thuis koken voor je vrienden iets anders is dan professioneel. Jawel, het is een vak. Thuis kies ik een lekker recept uit dat ik ook nog kan maken. In een restaurant mag je elke week iets anders koken, zodat gasten terugkomen. Dan moet het nieuwe wel lukken. Over de smaak maak ik me geen zorgen, maar of het er goed uitziet, dat is mijn zorg.
Die gasten moeten eerst nog komen, want Jeroen en zijn vrouw hebben dit restaurant buiten het centrum pas een maand in handen. De gastvrouw wordt zenuwachtig dat er nog zo weinig gasten zijn. Drie keer per week eten haar ouders bij ons, betaald, dus een liefdevolle sponsoring.
Oh, zo gaat dat
Ik ben blij, want ze zijn al snel blij en ik heb de tijd. Totdat de eerste groep eraan komt. Zes vrouwen uit het zakenleven, dus om 1 voor 3 hoor ik dat deze vrouwen in de watten gelegd moeten worden, voor een goede mond-op-mond reclame. ‘Oh, zo gaat dat’ schiet door mijn hoofd tijdens het snijden van de paprika en komkommers. Vandaar dat ik en nog vier ex-collega’s vroeger regelmatig in de watten werden gelegd.
Wie is nu in de stress?
Ik ren me rot in de keuken voor hen en de rest van de gasten die allemaal gelijktijdig hun maaltijd (pardon diner) willen hebben. Mijn zwarte schoenen zijn spekglad en ik glijd meer dan dat ik loop.
“Waar blijft het extra stokbrood?” zegt de pinnige vrouw van Jeroen in de ruimte van de keuken, zonder mij aan te kijken of mijn naam vriendelijk te noemen. Ik roep geïrriteerd: “Misschien zorgen voor een betere timing, want je hebt zelf gevraagd om die zes vrouwen nu hun hoofdgerecht te serveren. Zoals je ziet zijn we hard bezig met hun zes borden. Je kan hét zelf ook bakken, hoor!”
Ze rent achter me langs, gooit te veel stokbrood in de oven en rent weer terug naar het restaurant. Ik roep haar na: “Kom je over 60 sec weer terug voor de zes borden en neem je dan Jeroen ook mee? Kan je de dames gelijktijdig serveren. Dat is wel zo mooi!”
Passie volledig weg
Het is mijn eerste drukke avond en mijn creatieve passie voor koken is volledig verdwenen. Na meer van zulke avonden vraag ik aan de chef-kok of ze thuis ook nog plezier heeft in koken. Ik zie namelijk een paar druppeltjes zweet langs haar norse gezicht stromen. “Oh, ja hoor, want dan heb ik alle tijd om te koken, dat is leuk. Als het druk is in het restaurant dan verdwijnt het plezier wel even op sommige momenten. Dan wordt het een moetje.”
Hoe omzeil je dat je passie als ondernemer verdwijnt?
Meestal is te weinig geld de reden dat je toffe werk omslaat in een moetje. Maar er is nog iets anders. Ik heb het niet lang uitgehouden in dat restaurant. Ik hield het niet vol, omdat mijn plezier voor koken te veel verdween door lastige omstandigheden waaraan ik weinig sturing kon geven. Die ‘macht’ had ik niet. Ook was mijn interesse in koken onvoldoende om een lang ontwikkelingspad af te leggen. Er komt dus nog iets meer bij kijken dan alleen passie hebben als je vanuit je ziel wilt ondernemen.
Hoe kan het anders?
Ben je nieuwsgierig hoe ik het aanpak, het ondernemen en geldzaken? Schrijf je in voor mijn verhalen waarin je ontdekt hoe geld regelmatig in de weg staat voor gelukkig ondernemen.
Originele publicatiedatum 5 juli 2020 op Blogzinning.nl door Elma de Bruijn